Over vertellen en over weten
Het is 1941. Hitler strijdt in Europa, Stalin houdt de Sovjet-Unie in zijn greep. Lina is vijftien, woont in Litouwen (dat voortaan Rusland heet) en zit als zodanig geplet tussen twee grootmachten. Op een nacht zet de sovjetpolitie haar, haar moeder, haar vader en haar broertje op transport. Vader gaat met de andere mannen richting gevangenis en verdwijnt voorgoed uit beeld. Moeder, Lina en kleine broer Jonas gaan naar de Siberische vergeetputten, die werkkampen heten.
Al op pagina 22 van Ruta Sepetys’ Schaduwliefde wordt de ernst van de situatie de lezer genadeloos in het gezicht geramd. Drie officieren staan in het appartement, een stuk of wat koffers zijn in allerijl gepakt met het hoogstnoodzakelijke (kleren) en het minder noodzakelijke (haarlinten. ‘Het zou tien jaar duren voor ik weer in een echte spiegel zou kijken.’ Schaduwliefde vertelt van die tien jaar ongeveer de eerste twee: de eindeloze lijdensweg die Lina en haar lotgenoten in veewagons naar het einde van de wereld brengt.
Plattegronden bij het begin van het boek concretiseren de tocht: een dikke, kronkelende streep omvat ongeveer de halve wereld en krijgt de haast eufemistische titel ‘de reis’. Met een dode baby in hun wagon (‘De geur van rottend vlees werd onverdraaglijk in de bloedhete wagon’) trekken ze het Oeralgebergte over. Ze passeren het Siberische Omsk, juichen omdat ze opvangen dat de Duitsers Rusland binnengevallen zijn en na zes weken houden ze halt ‘in de Altaj-regio, net ten noorden van China’. Daar waar het zonlicht eerst nog kracht geeft, zet de realiteit hen gauw genoeg op hun plaats. De komende negen maanden zullen Lina, Jonas en hun moeder doorbrengen op een kolchoz, een collectief landbouwbedrijf — ‘ik zou […] bietenboer worden. Ik haatte bieten.’ — om uiteindelijk definitief afgevoerd te worden naar Trofimovsk, ‘het noordelijkste punt van de noordpoolcirkel, vlak bij de Noordpool’ oftewel het hoogste, koudste en donkerste noorden.
Is dit een spannend verhaal? Nee, omdat er weinig wilde avonturen aan te pas komen en het einde bij voorbaat bekend is. En dat is niet eens een ongelukkig einde, want Lina zal overleven. Schaduwliefde haalt — in tegenstelling tot pakweg het dagboek van Anne Frank — zijn tragiek niet uit de op handen zijnde dood van het hoofdpersonage. Maar er hangt een voortdurende dreiging en angst boven het hoofd van Lina, die ook de lezer naar de keel grijpt. ‘Stalins pyschologische terreur leek eruit te bestaan dat je nooit wist wat je kon verwachten,’ zegt ze. De spanning zit ‘m in de vraag wat Lina, Jonas en hun moeder te wachten staat, wat er met haar vader gebeurd is en vooral: wat ervoor zorgt dat deze ellende in godsnaam tien jaar kan blijven duren.
De kale stijl — af en toe een zweem melodrama niet te na gesproken — draagt alleen maar bij aan het koude, angstige gevoel dat een groot deel van het boek typeert en dat schril contrasteert met de booschap van hoop die Sepetys tegelijk wil meegeven. Lina vertelt haar verhaal nuchter: wie dit overleeft, heeft geen boodschap meer aan tierlantijnen. Het pakkendst zijn dan ook haar strakste mededelingen, zoals de beginzin: ‘Ze namen me mee in mijn nachtjapon’. Of: ‘We zijn niet gevlucht. We zijn meegenomen’ en: ‘Die morgen was mijn broertje niet meer waard dan een horloge’. Haar blik is scherp — in het kolchozkantoor merkt ze op dat het portret van Stalin scheef hangt — en ze weet de andere personages met een handvol rake details te typeren: het meisje met de pop (dat als symbool van de onschuld doet denken aan het meisje in de rode jas uit Schindler’s list), de grijze man die telkens op zijn horloge kijkt, de commandant die de hele tijd een tandenstoker heen en weer draait in zijn mond. Die scherpe blik komt niet uit de lucht vallen: Lina is een groot tekentalent en als de geschiedenis haar niet had ingehaald, was ze naar de kunstacademie gegaan.
Flashbacks in cursief vertellen over Lina’s leven vóór de deportatie. Met ouders die gestudeerd hebben en een vader die aan de universiteit werkte, was dat een comfortabel leven. Lina zelf was van het soort vijftienjarige dat ze vandaag nog altijd maken: onbezorgd, bijna verliefd, met een toekomst vol ‘grootse dingen’ aan haar voeten. Maar ook eigenzinnig, het hart op de tong, opstandig. Haar onbezonnen woede en verontwaardiging ten opzichte van Stalin is des pubers, maar ook levensgevaarlijk: ‘"Dat meisje is zo eigenzinnig dat ik er doodsbenauwd van word," zei papa.’ Die woede wordt na de deportatie alleen maar groter (‘Ik wilde alle haat in mijn mond verzamelen en die in zijn gezicht spugen.’), al blijkt na de deportatie ook hoe naïef haar beschermde opvoeding haar maakte. Ze heeft amper benul van wat er aan het gebeuren is en als het eerste het beste wicht blijft ze ervan overtuigd dat haar vader hen als een vrijheidsstrijder tegemoet zal komen. Ze is niet de onverschrokken, moedige heldin die zichzelf (en/of haar familie) weet te helpen door een combinatie van toeval, slimmigheid en moed. Ja, ze is dapper wanneer ze ’s nachts haar vader gaat zoeken (en vindt) in de mannenwagons. En ja, het is moedig om een dossier van de Russische commandant te ‘lenen’ om informatie over haar vader te zoeken (en te vinden). Maar dit is moed die vooreerst de plot vooruit moet helpen. En moed van de onbezonnen, levensgevaarlijke soort. Wanhopige-mensenmoed, want een menselijke heldin, eentje met wie het makkelijk meeleven is, is Lina wel.
Anderen die het goed met haar voor hebben (haar moeder, de jongen die haar vriend wordt) willen liever niet dat ze het kwaadste kwaad ziet: het kapot geschoten lichaam van de jonge moeder of het gespietste, tentoongestelde lijk van een man. Maar Lina kijkt. Vanuit haar woede en de overtuiging dat dit alles verteld moet worden, kijkt ze en beschrijft ze. Een enkele keer leidt dat tot afschuwelijke (sensationele?) scènes, maar vaker tot eenvoudige vaststellingen die een wereld aan leed doen vermoeden en waarvan het effect minstens even groot is als tot in detail beschreven gruwel: ‘Elke keer dat de trein optrok, lieten we een spoor van lijken achter.’ Of: ‘Privacy was slechts een herinnering.’
Door het ongecompliceerde personage, door die stijl, door die openheid, is Schaduwliefde geen opzichtige tranentrekker, maar een natuurlijk verslag van een haast onvoorstelbare lijdensweg. Ruta Sepetys heeft niet veel meer trucjes nodig dan een stevige (en tegelijk eenvoudige) plot en een handvol personages om een meeslepend verhaal te vertellen. Maar ze is niet de eerste, niet de enige en ook niet de beste die dit doet.
Schaduwliefde krijgt een zogenaamde dubbele NUR-code en dus de stempel van jeugdboek (285) en literatuur voor volwassenen (302) tegelijk. Wat het meest opvalt, is hoe Sepetys bijna braaf de platgetreden paden van het jeugdliteraire spel volgt: een jong hoofdpersonage met wie het makkelijk identificeren is en die een bijzonder talent heeft, flashbacks die het familieverhaal netjes vervolledigen, een bewaker die (min of meer) van goede wil is, de liefde die ondanks alles voorzichtig mag bloeien. De puzzel past nagenoeg perfect, zij het met hier en daar een stukje dat wringt: hier sterven ook geliefde personages en Lina’s haat voor de Russen blijft groot en ongenuanceerd. Kortom, Schaduwliefde is een boek op maat van jongeren, dat in literair opzicht zelden verrast — voor wie verrast wil worden, zijn er bijvoorbeeld De jongen in de gestreepte pyjama (John Boyne), De boekendief (Markus Zusak) of Hoe ik nu leef (Meg Rosoff). Dit boek beoordelen naar orginaliteit zou niet alleen nefast aflopen, het zou het boek onrecht aan doen. Want de waarde en betekenis van Schaduwliefde zit ‘m bovenal in de inhoud en in de boodschap. En wellicht vindt een publiek van volwassenen hierin zijn grootste bot om op te kauwen.
Een boek met een boodschap vinden we tegenwoordig vies, maar in dit geval eist het zijn plek op en staat het op de juiste plaats. Ruta Sepetys weigert een eenduidig, zwart verhaal te vertellen en zet daarbij in op de menselijkheid, op de hoop, op de liefde. Dat ruikt naar Amerikaanse klefheid, maar — gelukkig — krijgt het verhaal nergens een zweem van misplaatste sentimentaliteit. Sepetys’ boodschap vertaalt zich vooral in de manier waarop ze haar personages in hun kleine en grote kanten tekent: ‘De meesten deelden. Sommigen niet.’ Deze gevangenen zijn nors, boos, bitsig, warm, meelevend, hulpvaardig. Het zijn mensen, en als mensen willen ze het koste wat het kost hun waardigheid behouden:‘Maar hoe kunnen ze van de ene op de andere dag beslissen dat wij beesten zijn? Ze kennen ons niet eens,’ zei ik.
‘Wij kennen onszelf,’ zei moeder. ‘Zij hebben ongelijk. En zorg ervoor dat ze je nooit van het tegendeel zullen overtuigen.’
Wanneer Lina en de andere gevangenen de winter in Trofimovsk moeten zien te overleven in geïmproviseerde hutten, wanneer de een na de ander aan dysenterie, tyfus en scheurbuik sterft, wanneer de nood het meest schrijnend en acuut is, keert het tij en kan het verhaal toch hoopvol eindigen. De pendule waar Lina het bij de aanvang van het transport over heeft, mag dan grotendeels doorslaan in de ene richting, hij houdt ook zijn veerkracht: ‘Net als ik dacht dat ik in het ravijn van hopeloosheid werd geslingerd, zwaaide de pendule weer terug en bracht het iets goeds met zich mee.’ De goedheid heet in het noorden dokter Samodurov en komt als inspectieofficier net op tijd om levens te redden. Als uit de epiloog niet bleek dat hij echt bestaan had, zou deze moderne, cynische lezer het afdoen als té veel toeval.
Een ongeschreven wet zegt dat jeugdboeken niet fundamenteel pessimistisch, niet nihilistisch mogen zijn. De donkerste oorlogsverhalen zullen nooit zo donker verteld worden als ze in werkelijkheid waren — en dat geldt met deze saus van hoop zeker ook voor Schaduwliefde. Maar tegelijk overstijgt Sepetys die regel. Haar boodschap van hoop en liefde mag dan de allerscherpste kantjes van dit verslag vijlen en zo passen in een jeugdliteraire traditie, het is in de eerste plaats een ode aan de overlevenden, zo blijkt uit haar nawoord. Sepetys baseerde haar debuut op verhalen die ze hoorde via de familie van haar vader, die als kind Stalin ontvluchtte en in Amerika opgroeide, terwijl zijn familie gedeporteerd en gevangengezet werd. Ze besluit: ‘In 1991, na een beestachtige bezetting van vijftig jaar, kregen de drie Baltische Staten hun onafhankelijkheid terug, vreedzaam en met waardigheid. Ze verkozen hoop boven haat en lieten de wereld zien dat er zelfs in de donkerste nacht licht is.’
Erg bekend is het verhaal van deze bezetting overigens niet. We weten allemaal van wagons volgestapeld met mensen, van de stank en de dood en de onzekerheid tijdens eindeloze treinritten. Hier is de eindbestemming echter geen kamp met gestreepte pyjama’s, maar de allesverterende kou van Siberië. En vooral: dit verhaal stopt niet in 1945. Schaduwliefde is een verhaal dat shockeert, dat verontwaardigt — niet zozeer door de gruwel, de kou, de dood, maar omdat we dit niet weten. Het is in se en op vele niveaus een verhaal over (het belang van) vertellen.
Het begint met Lina, die met haar tekeningen een spoor wil achterlaten voor haar vader. Redding brengen haar stiekeme tekeningen op vodden en zakdoeken en clandestien papier haar echter niet. Wel bieden ze haar en de andere gevangenen houvast. Het zien van en praten over de Litouwse symbolen hebben een politieke betekenis en geven een soort troost die wij Belgen amper kennen. Lina’s grootste heldendaad is het bijhouden van haar verslag — hier getuigt ze niet van een onbezonnen, puberale dapperheid, maar van een moed waarvan de waarde verder reikt dan haar eigen (fictieve) leven. Tot lang na de bevrijding, zullen haar woorden en beelden spreken ‘in een wereld waarin onze stemmen zijn verstikt.’ Want hoe vastbesloten ze tijdens haar gevangenschap ook was om alles te noteren opdat mensen het zouden weten, eens bevrijd, is ze eraan voor de moeite.
Het verhaal van Lina eindigt met een epiloog die misschien wat te uitleggerig is, maar die — net als het nawoord van de auteur — fundamentele informatie geeft over de werkelijkheid achter Lina’s verhaal. In een onbepaalde tijd stuiten graafmachines op een grote glazen pot vol papier: Lina heeft haar aantekeningen in 1954 begraven, want ‘hoewel we geen misdaad hebben begaan, worden we beschouwd als criminelen. Zelfs nu zou praten over de verschrikkingen die wij hebben meegemaakt resulteren in onze dood.’ Is een onterechte gevangenschap van meer dan tien jaar al onvoorstelbaar, hoe onvoorstelbaar wreed is het dan om er vijftig jaar lang niet eens over te kunnen praten? Hoe menselijk is de mens nog als misstappen jarenlang ontkend, niet eens benoemd worden? Als het niet weten niet eens als excuus kan dienen? Net als vandaag in Noorwegen, is Sepetys’ antwoord er een van liefde en hoop. Al zit haar krachtigste antwoord in de daad van het vertellen zelf.
De epiloog en het nawoord drijven de verontwaardiging (van deze moderne, cynische lezer) ten top. Ze maken van de kernachtige, krachtige beschrijving van de eerste twee jaren van Lina’s gevangenschap een soort metafoor voor de (emotionele en intellectuele) gevangenis die tot 1991 zal duren. Zo wordt Schaduwliefde in plaats van een braaf, maar degelijk (jeugd)boek over onvoorstelbaar gruwelijke gebeurtenissen, een wezenlijk en belangrijk verhaal over vertellen en over weten — zoals in: niet vergeten. En wie struikelt dan nog over doelgroepen of originaliteit?
[An Stessens]
Verberg tekst